Kijken, kijken, kijken…

Monica Aerden_©dpanhuysen_1239

Louise Schouwenberg (LS) in gesprek met Monica Aerden (MA), 17 februari 2022:

Monica Aerden (1962) woont en werkt sinds 1986 in Tetterode, sinds 1993 op de 5e etage van het Merkelbach gebouw met het mooiste uitzicht over de stad Amsterdam. Vanuit esthetisch oogpunt is het gebouw een juweel, maar qua comfort is de gevel van glas en staal lastig. “Je leeft hier met de seizoenen; in de winter is het koud, bij storm giert de wind door het huis en wapperen de gordijnen de kamer in.” Het uitzicht maakt veel ongemak goed, bovendien is Monica vaak elders in Tetterode te vinden. In de loop van de jaren heeft ze talloze exposities, lezingen en speciale projecten georganiseerd, waaronder het Weiner Wall wandschilderingen project in de hal van Tetterode, en is ze intensief betrokken bij de organisatie van M4gastatelier, een artists in residency programma dat ze samen met Gaston ten Horn, Marianne Theunissen en Serge Verheugen oprichtte in 2005.

Zo divers als haar werkzaamheden voor Tetterode zijn, zo divers zijn ook haar opleidingen en de werkzaamheden die ze búiten Tetterode verrichtte. Het begon met de Pabo (pedagogische academie voor het basis onderwijs), een studie die ze korte tijd onderbrak om danslessen te volgen op het Conservatorium; vervolgens ging ze naar de Gerrit Rietveld Academie voor de opleiding beeldhouwen en tenslotte studeerde ze Kunstgeschiedenis aan de VU (Vrije Universiteit Amsterdam). Ze was adviseur in tal van commissies, waaronder de adviescommissie beeldende kunst en vormgeving van de provincie Utrecht, redacteur bij Mister Motley, ‘het magazine dat kunst en leven aan elkaar knoopt’, en ze werkte recent als invalkracht op een basisschool. Wat ik hier opsom is slechts een fractie van haar activiteiten. Tel daarbij de uren die ze besteed aan reeksen tekeningen en onderzoek. Lachend vertelt ze dat het geen moeite kost om altijd bezig te zijn: “je kent vast de oude uitdrukking Een bezig bijtje heeft geen tijd voor verdriet”.

02_Monica Aerden_©dpanhuysen_1223

LS
Je bent in augustus vorig jaar begonnen met de opleiding Handschriftontwikkeling. Waarom wilde je opnieuw leren schrijven?

MA
Ik wilde in mijn tekeningen iets gaan doen met tekst, met handschrift ook, en ging op zoek naar een opleiding en belandde bij deze bijzondere school. Ik leer hier alles over de geschiedenis van het schrift en hoe de verschillende schrijfgereedschappen, zoals het penseel of de kroontjespen, invloed hebben op de vorm en stijl van letters. Daarnaast leer ik hoe de hersenen werken wanneer je schrijft. De achtergrond van het handschrift moet ik leren begrijpen, ik maak kennis met didactische uitgangspunten en schrijfmethoden, maar het belangrijkste deel van de lessen bestaat uit praktische schrijfoefeningen. Daarbij leer ik de lettervormen met de hand te schrijven die aan de basis liggen van onze westers schrift. Ik heb maar een paar medestudenten en we krijgen dus veel aandacht, bovendien geven de docenten geweldige feedback. Wat ik vooral van hen leer is kijken kijken kijken. Letters maken gaat over kijken. Volgens mijn docenten is het gezegde ‘oefening baart kunst’ gebaseerd op een verkeerde vooronderstelling want je leert niet zozeer van het eindeloos herhalen, want dan slijpen ook de fouten erin, maar van goede instructie en van beter kijken.

LS
Er wordt steeds meer geklaagd dat ons handschrift langzaam maar zeker verslechtert, en zelfs verdwijnt, omdat we zoveel tijd doorbrengen op computers. Wat leren ze op deze opleiding wat je niet al kent omdat je als kind leerde schrijven?

MA
Mijn docenten hanteren de ‘grafo-cognitieve’ visie op schrijven en verzetten zich tegen de gebruikelijke ‘perceptuo-motorische’ benadering. Die tweede visie op het handschrift, die nog steeds leidend is binnen het huidige onderwijs, koppelt schrijven aan bewegen, aan motoriek. Men gaat daarbij uit van de vooronderstelling dat in de ontwikkeling van een kind de grote motoriek aan de kleine motoriek vooraf gaat en dat daarom oefeningen eerst groot moeten worden aangeleerd en daarna kleiner, tot uiteindelijk de lettergrootte. Een slecht handschrift wordt geweten aan een slechte fijne motoriek en die denkt men op te lossen met behulp van bijvoorbeeld een bewegingstherapeut.

De grafo-cognitieve visie zegt dat wetenschappelijk onderzoek laat zien dat grote en kleine motoriek zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelen. De natuurlijke, motorische ontwikkeling van het kind is afgerond als het ongeveer 2,5 jaar oud is. Er zijn dan voldoende hersenverbindingen aanwezig voor de ontwikkeling van nieuwe mogelijkheden. Alle bewegingen die het kind daarna ontwikkelt zijn een gevolg van ‘leren’, en betreffen niet anders dan culturele vaardigheden. Dit betekent dat kinderen vanaf zeer jonge leeftijd in staat zijn tot fijne grafisch-motorische handelingen en gedetailleerd kunnen waarnemen. Zoals jij zojuist al opmerkte dat jouw neefje al op zeer jonge leeftijd de minieme krentjes uit zijn eten plukte. Kinderen van 4 jaar kunnen met een dun potlood een haarfijn cirkeltje om een puntje tekenen en binnen de lijntjes kleuren.

Mijn docenten leren me dat het handschrift dat wij gebruiken, en dat alle kinderen op school leren, een afgeleide is van een letter uit de Italiaanse Renaissance van de 15e eeuw, de Humanistische Cursief. Die letter bestaat louter uit rechte en gebogen lijnen. Het is belangrijk dat kinderen de basis van de letter leren begrijpen en inzicht krijgen in het grafische aspect ervan. Deze benadering van het handschrift leert weer te kijken naar de letters en leert wat het gereedschap dat je gebruikt doet met een letter.

LS
Wat is het grote voordeel van deze benadering?

MA
Je krijgt houvast, dat vind ik de schoonheid ervan. Een kind weet precies waar het op moet letten. Dat is niet alleen belangrijk voor het schrijven maar doet ook iets met hoe je in de wereld staat.

LS
Wat is er mis aan de percepto-motorische visie?

MA
Wanneer het alleen om de schrijfbeweging draait, worden de verbindingen tussen letters belangrijker dan de letters. Als een kind snel en soepel moet leren schrijven, maar niet weet waar een lettervorm vandaan komt, en niet weet hoe je die schrijft, vertroebelen de letters en krijg je op zeker moment een onleesbaar handschrift. Wanneer kinderen daar vervolgens een bloedhekel aan krijgen, heb je een probleem. Dan wordt het duidelijk dat het ‘vak’ schrijven, dat aandacht, geduld en liefde vergt, ondergesneeuwd is geraakt (handschriftonderwijs wordt in de nieuwe Wet op het basisonderwijs uit 1986 niet meer als zelfstandig vak genoemd naast rekenen en taalonderwijs, wel in de wet daarvoor, de Lager onderwijswet uit 1920). Je ontneemt het kind een belangrijke ervaring en skill. Het heeft op mij vroeger enorm veel indruk gemaakt dat er mensen waren die met veel liefde en aandacht iets kleins aan ons leerden. En ik vond het als kind al mateloos interessant om zo mooi mogelijk te leren schrijven. Deze opleiding sluit dus perfect aan bij een interesse die ik al heel lang heb.

LS
Je zegt tegelijkertijd dat het over méér gaat dan mooi schrijven.

MA
Uit onderzoek blijkt dat schrijven goed is voor de hersenontwikkeling, iedere lesstof beklijft beter als je met de hand schrijft. Veelzeggend, in Silicon Vally, waar al die high tech mensen wonen, kiezen ouders ervoor om het gebruik van het toetsenbord in de eerste tien levensjaren te beperken, en hun kinderen handgeschreven schrift aan te leren. Hoe je schrijft doet zoveel met je als mens. Dat gaat niet alleen over houvast krijgen bij het schrijven, maar feitelijk krijg je ook meer houvast in je leven. Een goede lettervorm kunnen schrijven geeft zelfvertrouwen. Een kind voelt zich competent, het kán iets.

LS
Op zeker moment rond je je opleiding af, wat ga je doen met de opgedane kennis? Je zei eerder dat je tekst wilt gebruiken in je tekeningen.

MA
Als ik de opleiding afrond krijg ik een door de overheid goedgekeurd certificaat en kan me dan didacticus noemen. Ik denk erover om af en toe les te gaan geven op een lagere school of misschien op een Pabo, waar toekomstige leraren worden opgeleid. En ik ga het schrijven ook toepassen in mijn tekeningen. Ik wil die twee sporen volgen. Ik hoop dat ik met alle kennis een nieuwe brug kan slaan tussen mijn vrije werk in mijn atelier, en mijn behoefte om daarnaast ook iets nuttigs in de wereld te doen.

 

03_Monica Aerden_©dpanhuysen_1251

LS
Waar ligt de nadruk?

MA
Op het zelf maken, de nadruk blijft op het atelier liggen.

LS
Vertel eens over je werk als kunstenaar.

MA
Ik bouw verhalen en maak reeksen tekeningen binnen eenzelfde thema, tegenwoordig samengebracht op één vel papier, in een soort van fries. Ik heb bijvoorbeeld gewerkt aan het thema dat de Nederlandse theoloog, filosoof en humanist Erasmus bespreekt in de satirische publicatie ‘Lof der Zotheid’ uit 1509. De godin Zotheid houdt een lofrede op zichzelf en prijst haar weldaden; dankzij de godin worden de zotten vrolijk en gelukkig en blijven de wijzen somber en ongelukkig. Erasmus bekritiseert met dit boek de theologen, vorsten en de kerk in zijn tijd. Nadat ik dit thema had gekozen begon ik met een intensief onderzoek en bedacht telkens wat ik daarvan kon gebruiken in mijn tekeningen. Ik zie het vooronderzoek als het eigenlijke werk, de tekeningen als het resultaat van dat werk. Ik loop weleens te fantaseren hoe ik die tekeningen in de wereld kan zetten. Maar alles wat er dan bij komt kijken ervaar ik als ballast, afleidingen van waar het eigenlijk over gaat. Zolang de deur van mijn atelier dicht is, is kunst voor mij heel relaxt.

LS
Maar je leeft in de wereld. Je wilt toch ook dat je tekeningen de wereld ingaan? Er wordt weleens gezegd dat een schilderij of sculptuur nog geen kunstwerk is zolang het zich in iemands atelier bevindt. Om iets kunst te kunnen noemen is publiek nodig, moet je communiceren met de wereld. Overigens ben ik het niet eens met die uitspraak, ook binnen de kunstwereld is het niet evident wat je als kunst moet beschouwen en sinds Duchamp weten we dat er allerlei ándere factoren bepalen welk werk erkenning krijgt binnen de kunstwereld. Maar hoe je het ook wendt of keert, er zit hier een dilemma. Jij werkt hard aan je tekeningen, dan moeten andere mensen die tekeningen toch zien?

 

The Sun came up upon the left, 600 x 75 cm, Monica Aerden, 2019

MA
Het is wreed om ‘communicatie’ aan de definitie van ‘kunst’ te koppelen.

LS
Je hoopt niet op ontdekking? Is sociale onhandigheid de reden waarom je weerstand voelt tegen het tonen van je werk aan anderen?

MA
Poeh. Ontdekt worden, en dan? Ik kan mezelf best forceren om mijn dingen onder de arm te nemen en naar een galerie te gaan, en dat heb ik ook gedaan. Ik heb geëxposeerd in kunstenaarsinitiatieven, maar dan werd ter plekke iets gemáákt. Zoals ook in het Wisselatelier van Tetterode (het Wisselatelier is beschikbaar voor Tetterodianen die tijdelijk aan een groot project werken). En met Hans (van den Ban) en collega’s heb ik in het begin ook veel gesprekken over werk gehad. Maar ik heb commentaar op mijn werk nooit actief opgezocht.

LS
Is tekenen dan een manier van leven die in zichzelf bevredigend is?

MA
Als je voor iemand zorgt heb je een duidelijke rol in de wereld. Maar als het gaat om kunst voel ik me daar onzeker over. Je doet het toch vooral voor jezelf. In je atelier. Als kunstenaar duik ik met passie in bepaalde projecten en zolang de deur van mijn atelier gesloten blijft kan ik me daar totaal in onderdompelen. Ik vind het prima om af en toe met kinderen of volwassenen over die passie te praten en het vak uit te dragen. Maar uiteindelijk vind ik dat ook veel gedoe. Ik heb dat vreselijke beeld voor ogen van de kunstenaar die al zijn spullen in zijn fietstas stouwt, papieren rollen, en potloden, en de slijper, en vergeet niet de nietjes, en het plakband, en de fietsenband moet nog worden opgepompt. Als ik zo iemand zie fietsen denk ik altijd ‘daar gaat er weer een’.

LS
Die fietstassen staan kennelijk ergens voor. Vind je het zielig als kunstenaars hun werk aan de man willen brengen?

MA
Niet zozeer zielig, maar ik heb er zo’n hekel aan! Die tassen representeren het gedoe en dat staat haaks op de waardevolle seconde waarin je merkt dat je iemand iets moois kunt laten ervaren. Ik voel niet de behoefte mezelf of mijn werk op die manier in de wereld te zetten. Traveling light, past me beter.

LS
Je hebt kunstgeschiedenis gestudeerd. Waarom?

MA
Ik wilde houvast. Ik had het idee dat ik te weinig wist over de geschiedenis, terwijl ik toenemend vond dat ik die geschiedenis wel moet kennen. Ik voelde me tekortschieten, dat was de reden waarom ik die studie oppakte.

LS
Je hebt veel gedaan en veel bereikt. Ik hoor je vaak zeggen dat je iets nodig hebt dat zelfvertrouwen biedt, houvast. Van de studie Kunstgeschiedenis hoopte je houvast te krijgen, en over je nieuwe opleiding Handschriftontwikkeling zeg je dat de methode van die benadering mensen houvast biedt, niet alleen bij het schrijven maar ook in het leven. Misschien is het idee van houvast ook belangrijk binnen je artistieke werk? Een van mijn collega docenten, Gijs Assmann, zei altijd tegen de studenten dat ze eerst een soort gevangenis moesten maken, een frame waarbinnen ze werken, om een oprecht gevoel van vrijheid te ontdekken. Als vrijheid eindeloos is, kun je eigenlijk niet meer spreken van vrijheid.

MA
Dat vat mijn leven samen. In de jaren 70 kregen wij alle vrijheid. We konden studeren wat we wilden, konden stapelen zoveel als we wilden, maar ondertussen raakten veel mensen totaal verloren. Ik herken het dat je als kunstenaar houvast nodig hebt, een kader waarbinnen je zoekt.

LS
Op dit moment werk je aan een serie tekeningen naar aanleiding van het bordspel ‘Snakes and Ladders’. Dat thema biedt een duidelijk frame, kun je er iets over vertellen?

MA
Voor mij is dat spel een visuele en speelse metafoor voor het leven. Via ladders klim je omhoog, maar werp je met de dobbelsteen een verkeerd aantal ogen dan roetsj je via de slangen terug naar beneden, richting ‘start’, dat is de kern van het spel. Net als bij ’Lof der Zotheid’ begon ik met onderzoek, ik heb bijvoorbeeld alle verschillende versies van het spel online opgezocht. Op zeker moment koos ik deze vormgeving, grappig besef ik nu, want ook in dit bordspel bepalen de rechte en gebogen lijnen de essentie van het verhaal, net zoals bij het handschrift.

LS
Het thema, maar ook de vormgeving geven het kader aan waarbinnen je werkt. Bij ‘Lof der Zotheid’ bood ook het intensieve vooronderzoek houvast, was dat ook hier het geval?

MA
Ja, ik heb veel baat bij onderzoek. Ik gebruik bijvoorbeeld ook veel instructieboekjes, zoals ‘Gaade’s kleine tekenboek’ of ‘leren lezen’ boekjes waaruit ik regelmatig inspiratie haal. Ik gebruik die instructieboekjes omdat ze een prikkelende wisselwerking hebben tussen tekst en beeld. Bij voorkeur: veel beeld, weinig tekst. Het samenbrengen van al die informatie, al mijn vooronderzoek, is ook belangrijk. Ik stop tekeningen en referentiebeelden in aparte mapjes en bouw zo een groeiend archief op over allerlei thema’s en die informatie verwerk ik in mijn tekeningen.

LS
En dan volgt het piekeren wat je daarmee gaat doen. Wel of niet de wereld in, wel of niet tentoonstellen of in een boek bundelen.

MA
Het houdt nooit op, inderdaad, noch het plezier van het werken in mijn atelier, noch het piekeren over eventuele vervolgstappen. Er zal een moment komen dat ik er boven sta. Uiteindelijk draait het uiteraard om het maken.