het Tetterodemuseum van Ruud

Dit is het museum van Ruud van der Helm. Vol bijzondere items uit de geschiedenis van Tetterode.

 

1 – Oudbouw Bilderdijk in miniatuur

miniatuurtje relatiegeschenk

De handelsonderneming en machinehandel Tetterode heeft in de loop van haar bestaan (1851–2016) verschillende bedrijfsnamen gevoerd. De aanduiding Lettergieterij “Amsterdam” v/h N. Tetterode dateert van 1901 toen een nv werd opgericht ter financiering van de bouw van het nieuwe fabriekspand aan de Bilderdijkstraat. Als vertegenwoordiger, producent en leverancier van grafische materialen (o.a. drukletters) en machines (o.a. Heidelberg drukpersen en IBM ponskaartenmachines) ging het Tetterode voor de wind. Na realisatie van het oudste bouwdeel in 1902–1903 (architect J. Hartkamp; art nouveau-stijl) moest al in 1906 een tweede etage worden toegevoegd. Later volgden uitbreidingen aan de Da Costakade: de eerste in 1912 (architect J. Hartkamp; stijl Delftse school) en daarna in 1939- 1940 /1948-1950 (architecten Van Erven Dorens resp. Merkelbach, Karsten en Elling; stijl ‘Nieuwe Bouwen’). In 1921 was ter uitbreiding van de kantoortuin de aangrenzende flessenmelkfabriek annex kattenkroeg Holland overgenomen. In 1962 verrees als laatste uitbreiding een directiekantine boven op de zolder van de oudbouw-Da Costakade.

In essentie is Tetterode (uiteindelijk 11.000 m groot) een organisch gegroeid industrieel pand. De vorm kon steeds worden aangepast aan de functie die moest worden vervuld. Vast uitgangspunt daarbij was de vrije toetreding van licht en lucht ten bate van optimale omstandigheden op de werkvloer. Het eindresultaat – een solide fabriekspand, gebouwd in tal van stijlen en met tal van materialen – was en is niet gemakkelijk te onderhouden. Toen het gebouwencomplex na de kraak van 1981 in 1985 een woonwerkfunctie kreeg, moesten de nieuwe gebruikers – met behulp van bescheiden middelen en met vallen en opstaan – een levensvatbare en leefbare bestemming voor het gebouw zien te vinden.

Miniatuur oudbouw

Tetterode’s succes als handelsonderneming en machinehandel berustte zowel op de groei van de grafische industrie als op het vakmanschap van de medewerkers, hun kwaliteitsstreven en de handelsgeest. Tetterode produceerde niet alleen hoogstandjes in drukwerk als representatiemateriaal, maar ook relatiegeschenken zoals de afgebeelde miniatuur van de oudbouw-Bilderdijk. Gelet op de golvende lijn in de drie grote ramen van de voormalige toonzaal op de begane grond, dateert dit zetselblokje, gegoten in Tetterode’s eigen legering van lood, tin en ammonium, uit de periode 1915–1925.

 

2 – Kelderflora

oude schimmel

Op de plek van het huidige Tetterode stond tot 1881 de zaagmolen De Vrouwe Anna Maria op een schiereilandje in de Kwakerspoel (gedempt 1886–1890). De zeskante bovenkruier was vanaf circa 1860 voorzien van een stoommachine met schoorsteenpijp. Het Tetterodecomplex is bijna geheel onderkelderd ofwel van kruipruimtes en kelders voorzien. De bouwers hebben gigantische hoeveelheden beton gestort om de opwaartse druk van het grondwater te bedwingen. Ook tegenwoordig nog kwelmt in natte periodes water op door scheurtjes in de keldervloer van het oude Ketelhuis: Spa Tettereau! De bijna zaalachtige kruipruimte onder de marmeren hal is daarentegen weer kurkdroog. En in een kelder onder De Crèche (DC 148) staat nog een zogeheten kattenkop, een membraampomp die het vuilwater van de fabriek in het stamriool perste. Oud-werknemers van Tetterode bezwoeren ons nooit aan de kattenkop te sleutelen: Tetterode zou zomaar kunnen wegzakken in een nieuwe Kwakerspoel. Van een heel andere orde is de kelder van de voormalige flessenmelkfabriek Holland (t.h.v. Bilderdijkstraat 159). Hier bevindt zich onder klassieke booggewelven een ouderwets Hollandse kloostermoppenvloer, waarop de Aphronitum nitrum ofwel salpeterbloem gedijt. Deze efflorescentie of uitbloei is de anorganische variant van een chemo-autotroof organisme: mineralen in het voegwerk worden door het grondwater opgestuwd en vormen in contact met de lucht donzige zoutkristallen – een reminiscentie aan de glazen paddenstoelen van Ester Jiskoot, die ooit in de Grote Kelder van Tetterode opglinsterden.

 

3 – Het ‘nieuwe verbouwen’

Oud scharnier

Volgens oud boekhoudkundig gebruik is de economische levensduur van een bedrijfspand gemiddeld zestig jaar. Gelukkig voor vereniging Ruimschoots verkreeg Tetterode (complexnummer 524827) – en in het bijzonder het ‘Merkelbachgebouw’ (gebouwd 1948; monumentnummer 524831) – in 2002 (ofwel zes jaar voor het verstrijken van de houdbaarheidsdatum) de status van rijksmonument op grond van de volgende waardering: ‘Naoorlogse uitbreiding van de lettergieterij van algemeen belang vanwege architectuurhistorische waarde en als historisch-functioneel onderdeel van het complex Tetterode. Van belang binnen het oeuvre van de architecten Merkelbach & Karsten / Merkelbach & Elling.’ Typisch is dat J.F. van Erven Dorens niet wordt vermeld als architect van begane grond en entresol. Hij is overschaduwd door met name Ben Merkelbach (1901- 1961), stadsbouwmeester van Amsterdam van 1956 tot aan zijn overlijden. Merkelbach, Karstens en Elling zijn vertegenwoordigers van het Nieuwe Bouwen, een richting binnen de bouwkunst die ‘pronk en praal afzwoer en wars was van versiering en symmetrie: vorm volgt functie’. ‘Ze stonden een ijle, immateriële architectuur voor met veel glas en strakke gevels; […] gericht op een maximale toetreding van licht en lucht. […] De smalle profielen van de grote stalen ramen en de borstweringen zijn illustratief voor het spaarzame materiaalgebruik.’*

In 1948 waren het stalen skelet en de glasvliesgevel van het Merkelbachgebouw inderdaad noviteiten, maar bij een grootonderhoudsbeurt in 2012 kwam aan het licht dat de bouwheren behalve op standaardisatie en montagebouw toch ook waren teruggevallen op traditionele, ambachtelijke technieken. Zo bleken de stoeltjesprofielen van de raampartijen niet serieel, maar handmatig in een lokale smederij te zijn vervaardigd. Tijdens dezelfde grootonderhoudsbeurt leidde de vervanging van het afgebeelde type sluitboom bijna tot een stammenstrijd tussen puristen, die alle stijlelementen zo veel mogelijk in de geest van Merkelbach & co. willen behouden, en de meer pragmatisch ingestelde pandgebruikers, die liefst gisteren nog waren verlost van tochtige raampartijen, de onoverkomelijke koudebrug van metalen kozijnen of zelfs het nieuw aangebrachte monumentaal getrokken isolatieglas. (Maar ja, als gevolg van de monumentenstatus mag in het Merkelbach geen dubbelglas worden aangebracht…)

* Citaten ontleend aan Sjaak Priester, https://www.onsamsterdam.nl/component/content/article/15- dossiers/2082-spreekbuis-van-het-nieuwe-bouwen (2011); en E. van der Kleij, Architectuur en stedebouw in Noord-Holland 1850-1940 (1993)

 

4 – Een ‘kwan’

kwan

Tijdens de OpenMonument&Dagen van 2009 verzorgden oud-werknemers van Tetterode rondleidingen in het pand. Stefan Menningh en Henk Gianotten hielden lezingen over de geschiedenis van gebouw en bedrijf. Toen Tetterode in 2011 naar Almere verhuisde, zijn op initiatief van bedrijfshistoricus Wim Timmer verschillende objecten naar Tetterode teruggekeerd, die onlosmakelijk aan het pand waren verbonden. Denk aan de klok, het zitje en de messing deur- en relingornamenten in de marmeren hal, Tiemans plastiek in de Bedrijvenhal en de lambriseringen van de oude directiekamer. Inmiddels is Tetterode alweer uit Almere vertrokken en in Haarlem neergestreken als onderdeel van de Heidelberggroep. Een nimmer voorziene functie van de oude fabriek diende zich aan in de herfst van 2018 toen woonwerkpand Tetterode de deuren openstelde voor een reünie van ruim 250 huidige en oud- werknemers.

In 2011 nodigde Wim Timmer Floor van der Vliet en mij uit om foto’s uit het bedrijfsarchief te scannen. Tegelijk mochten we kasten en kiepkarren doorzoeken op voorwerpen die bij het pand hoorden. Het afgebeelde blokje hardhout, dat Wim een ‘kwan’ noemde, werd gebruikt door lettergieters of zetters om drukletters vast te klemmen in de galei (zodat ze niet ‘in pastei’ vielen) en om letterstaafjes op dezelfde hoogte te kloppen. Door jarenlang gebruik zijn unieke, intrigerende sporen in het hout achtergebleven. Fascinerend is dat een dergelijk object in een bedrijfsarchief belandt: enerzijds een getuige van een nooit vastgelegd, voorbij fabrieks- en arbeidsverleden; anderzijds, voor mij, een totem.

De ‘kwan’ had een specifieke functie, maar waar het om draait, is dat maar heel weinig mensen hem herkennen of weten waar hij voor diende – ook vroeger al. Tot slot is het bijzonder dat dit uit een fabriek afkomstige voorwerp absoluut geen industriële uitstraling heeft. Ooit een praktisch gebruiksvoorwerp, vertegenwoordigt het nu een raadsel; tactiel, maar gesloten. Nimmer bedacht, toch ontstaan en uiteindelijk de tand des tijds doorstaan.

 

5 – Machinesdinges

machinesdinges

Waarschijnlijk was dit een onderdeel van een machine waarmee koper of messing stroken op maat werden gesneden voor sjablonen die werden gebruikt voor de verluchting van drukwerk (denk aan sierelementen in de marges). De machine zal ooit in onbruik zijn geraakt en men zal toen puur hebben gedacht: ‘Gooi maar niet weg; wie weet hebben we er ooit nog wat an.’ En aldus konden wij in 2011 een half dozijn van deze metaalsnijdingen uit een kiepkar redden.

Het is een machtig object om naar te kijken. Het lijkt van buitenaardse herkomst, een calibratieonderdeel van een ruimteschip. Je kunt je makkelijk voorstellen dat het in een animatiefilm tot leven komt en gaat bewegen. Wat het precies is, behalve een handvat hier en een snijvlak daar, doet er amper toe. Dit is een plastisch object, een sculptuur in zich.

Mijn fascinatie voor zulke objecten is te herleiden op het plezier dat de verkenning van het verleden biedt, of je nu wel of niet doelbewust probeert iets te achterhalen. In wezen weet je heel veel dingen nooit. Als je je dan ergens in gaat verdiepen, kom je van het een op het ander en zo verder, enzovoort. Dat is zo aardig aan dit ding: ik zal het nooit in gebruik zien, nooit te weten komen wat het exact is, waß es eigentlich gewesen ist. De mensen die deze dingen bedachten, maakten en gebruikten, zijn er niet meer. De fabriek is er niet meer. Daarmee is dit een brok jong verleden dat hier op tafel heel gewichtig aanwezig staat te zijn. Om iets te kunnen waarderen of ervan te genieten hoef je niet altijd alles exact te weten.

 

6 – Loepen, lenzen en oogdouches

Lenzen en loepjes

Als producent en leverancier van drukkersbenodigdheden heeft Tetterode ook tal van relatiegeschenken vervaardigd, zoals de loep-met-veer en etui rechtsboven. Oud-werknemer Henk Gianotten van Tetterode heeft dit voorwerp recent geschonken, samen met andere spullen, voor ‘het archief’. Dus ook op die manier keert het verleden geleidelijk terug naar de oude fabrieksvestiging. Henk trad begin jaren 1960 bij Tetterode in dienst om nieuwe fotozettechnieken te introduceren. Als een van de weinige Nederlanders is er aan zijn naam een lettertype verbonden, de Linotype Gianotten. Hij is hier sinds 2009 vaker geweest, onder andere voor presentaties tijdens Openmonument&dagen, Type & Characters en de reünie van Tetterodepersoneel in 2018.

De messing loepjes en ook het zwarte exemplaar werden vroeger gebruikt door lettergieters. Het ‘eierdopje’ is een oogdouche. Je kunt er water in doen en het dan tegen je oog houden om ongerechtigheden weg te spoelen. Het komt uit Gerard Vissers ‘nalatenschap’. Gerard was een tekenaar-graficus die jarenlang atelier hield op de derde verdieping van het Merkelbach. Een ietwat woest uitziende man, gedrongen, met haar tot op de schouders. Hij kon nors overkomen, maar groette je altijd vriendelijk. Hij was decennialang mantelzorger voor zijn ernstig zieke vriendin. Hij is overleden aan de complicaties van een hartoperatie, maar wij in Tetterode hoorden dat pas een half jaar later. Toen zijn atelier werd leeggeruimd, zat de oogdouche in een van de dozen met spullen die naar het grofvuil gingen. Mogelijk heeft Gerard het dingetje zelf ook ooit ergens gevonden in een oude doos in de fabriek.

 

7 – A roof with a view

Dakzicht

De opbouw op het Merkelbach wordt Het Schip genoemd, omdat het een gelijkenis vertoont met de brug van een schip. Als je vanaf het dak van het bouwdeel Bilderdijkstraat naar de twee andere bouwdelen kijkt, zie je echter dat het hele complex iets weg heeft van een oceaanstomer (boeg op het noordwesten). De windvaan op Het Schip bevindt zich op ruim 25 m boven het maaiveld. Op de bovenste verdieping bevond zich links de personeelskantine, rechts de directiekantine. De fabrieksschoorsteen is ruim 35 m hoog. Vanaf de zesde zwarte ring van onderen is een kleurverschil zichtbaar in de baksteen en het voegsel; vanaf die hoogte was de schoorsteen ‘ontploft’ bij de blikseminslag van 12 juli 2008. Opvallend aan dit uitzicht is dat de oudbouw-Da Costakade en het Merkelbachgebouw meer een eenheid lijken te vormen dan aan de voorkant (dat wil zeggen de kadekant; voor gebruikers van het bouwdeel Bilderdijk is ‘de voorkant’ vanzelfsprekend de Bilderdijkstraat; ook zo’n ding wat over de jaren niet verandert in het pand). Wat verder in het oog springt resp. in het oor suist, is dat de open binnenruimte als een luchtsluis ofwel tochtgat fungeert.

Volgens bewoner en geluidspecialist Hans Stibbe kent het gebouwencomplex een eigen geluid, maakt het zijn eigen muziek. Er bestaat in elk geval een microklimaat: ’s ochtends verwarmt de zon de Da Costakade-kant en ontstaat daar door opstijgende lucht onderdruk. Alle stof waait dan die kant op. ’s Middags verwarmt de zon de luchtkolom aan de Bilderdijkkant, zodat zich daar dan een lagedrukgebied vormt en alle stof weer terug waait. Wat je tot slot heel goed ziet (of eigenlijk niet kunt zien) is dat de gebouwen vroeger compleet see-through waren. Je kon vanaf de Bilderdijkkant dwars door het gebouw heen naar de Da Costakade kijken; door de inbouw is dat tegenwoordig nog maar op een enkele plaats mogelijk.

 

9 – Ontsleuteling

Ontsleutelen

Mijn antwoord op de vraag wat ik het liefst zou veranderen in Tetterode als dat binnen mijn vermogen of überhaupt binnen bereik lag, is dat ik het liefst wil dat al die sleutels niet meer nodig zijn. Als je voor een brandalarm ergens in het gebouw moet zijn, moet je altijd enorme sleutelbossen meeslepen om jezelf toegang te verschaffen. Dat is al een praktisch dingetje. Maar tijdens rondleidingen waarbij andere bewoners en gebruikers meelopen, merkt bijna altijd wel iemand op dat ze dit deel van het pand nog nooit hebben gezien of dat ze ergens al heel lang niet meer waren geweest. Mijn wens is dat iedereen alle hoeken en uithoeken van het gebouw leert kennen en ook kan bereiken, en dat bewoners en gebruikers vaker bij elkaar over de vloer komen – ook buiten pandvergaderingen, opendagen, festiviteiten of het vuurwerk met Oudjaar om. Er wordt soms melancholisch gesproken over Het Varkentje, het cafeetje van Marion en Jozef of de pop-up store. Gezien de aanzwellende grijze golf onder de leden wordt het hoog tijd voor een echte Huiskamer. (En plak daar dan maar gelijk een leestafel, sauna, fitnessruimte en keuken met broodfonds aan vast!)