De ongemakkelijkheid van mijn moeders generatie
Esther Jiskoot (EJ) in gesprek met Louise Schouwenberg (LS) over inspiratiebronnen en de potentie van het ambachtelijke maakproces, 23 april 2022.
Zo kleurrijk als haar sculpturen is de verschijning van Esther Jiskoot (1963) zelf. Ze woont en werkt sinds 1988 in Tetterode, eerst in een kleine ruimte op de entresol, sinds 2003 op de 3e etage van het Merkelbach gebouw. Voor haar sculpturen maakt ze gebruik van een grote variëteit aan materiaal- en kleurencombinaties. Wanneer we elkaar spreken is haar atelier bezaaid met materiaalexperimenten, stuk voor stuk potentiële aanzetten voor nieuwe sculpturen.
LS
Ik kende je al toen je nog op de entresol woonde, waar je van je kamer een wonderlijke Wunderkammer had gemaakt vol bijzondere artefacten. Mijn blik stuitte telkens weer op een opmerkelijk schilderij, bijzondere kopjes, een vreemd abstract ding aan de muur, knap vormgegeven gereedschap, curieuze beeldjes. Tegenwoordig woon je groter, en dat heeft geleid tot een uitbreiding van de collectie.
EJ
Ik verzamel veel dingen, en speur met grote regelmaat op de meest uiteenlopende veilingsites. Gelukkig heb ik veel kunstwerken kunnen ruilen met collega’s. Wat me in die dingen trekt is een combinatie van ambachtelijke vervaardiging en een spannende vormentaal waarin meerdere verhalen en ideeën schuilen.
LS
Dat verklaart wellicht je keuze voor een opmerkelijke serie opleidingen. Tussen 1982 en 1987 studeerde je in Tilburg op een lerarenopleiding die was gericht op tekenen, handvaardigheid en textiele werkvormen, de zogenaamde ‘tehatex’, destijds ondergebracht in het Mollerinstituut van de Katholieke Leergangen. Daarna, van 1987 tot 1991, studeerde je op de Glasafdeling van de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam (tegenwoordig The Large Glass genaamd), en van 1991 tot 1993 had je een werkplaats in de befaamde Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. De eerste opleiding is opmerkelijk. Wilde je leraar worden? Je woonde in Breda, je had na je middelbare school ook kunnen kiezen voor de kunstacademie in die stad.
EJ
De kunstacademie in Breda vond ik een ver-van-mijn-bed-show. Ik was jong, mijn ouders riepen altijd dat iedereen op die academie verslaafd was, en ik kende zelf ook mensen die daar aan de drugs waren geraakt. Ik wilde vaardigheden leren. Ik fantaseerde in die tijd nog dat ik met mijn oudere zus Mirjam een zaak zou starten waar we zelfgemaakte spullen zouden verkopen. In Tilburg kon je dat allemaal leren!
LS
Die zaak van de zussen Jiskoot is er niet gekomen.
EJ
Die zaak is er niet gekomen, en ik heb ook niets gedaan met de onderwijsbevoegdheden voor middelbare scholen die je kreeg met het diploma. Mijn toekomstplannen wijzigden al tijdens mijn studie omdat ik ontdekte dat ik vooral een maker ben. Toch heb ik nooit spijt gehad van die eerste opleiding. Ik heb er veel basisvaardigheden over vorm, structuur, materiaal en kleur geleerd, bovendien kregen we naast lessen didactiek en kunstgeschiedenis vrije opdrachten die ons uitdaagden onze eigen weg te vinden.
LS
Waarom besloot je daarna om een vervolgstudie te doen op de Glasafdeling van de Gerrit Rietveld Academie? Je had ook kunnen kiezen voor een vrije kunstrichting als Beeldhouwen of de afdeling VAV (Voorheen Audio Visueel). Je wilde immers kunstenaar worden?
EJ
Ik ben nooit bezig geweest met ‘ik wil kunstenaar worden’. Ik merkte alleen dat wat ik graag deed blijkbaar op die kunst-locaties, met die faciliteiten, en tussen die mensen, mogelijk was, en ik voelde op dat moment een behoefte om met glas te werken. De Rietveld was de enige school in Nederland die een glasafdeling had. Het diploma interesseerde me niet, ik wilde alleen leren werken met glas.
LS
En toen studeerde je af en dacht “ik wil nóg een opleiding volgen”.
EJ
Tijdens die jaren op de Rietveld ben ik blijven stilstaan in mijn artistieke ontwikkeling omdat ik niemand vond waarmee ik over mijn werk kon praten. Ik heb het ook wel geprobeerd op andere afdelingen, zoals de beeldhouwafdeling, maar daar stonden van die mannen in spijkerpak te leunen tegen de werkbank; het traditionele soort beeldhouwers, dat een vrouw alleen op haar vrouw-zijn benaderde en niets interessants te melden had over kunst. Ik was dus toe aan verdieping.
LS
En die vond je op de Rijksacademie?
EJ
Daar heb ik het meeste geleerd van Peter Struycken. Bij hem hoefde je niet te starten met een soort ingewikkeld kunstpraatje, wat veel andere docenten wel verwachtten. Hij kon als het ware door de dingen heen kijken, waardoor je veel onzin kon overslaan en gelijk tot de kern van het werk kon komen. Naast gesprekken over het werk hadden we het ook vaak over filosofische vragen als de vraag wanneer een werk af is. Ik heb trouwens in de loop van de tijd gemerkt dat het voor mij nooit zozeer draaide om de lessen die iemand gaf, of om de werken die een docent zelf maakte, maar wel om de persoonlijkheid. Op de tehatex was Harrie Boom zo’n geweldig persoon. Hij zei altijd rake dingen, had lak aan alles, en deed vreemde en opmerkelijke nieuwe dingen. Voor mij was hij hét voorbeeld van een vrij mens, een enorme stimulans, zowel voor mijn persoonlijke leven als voor mijn werkkeuzes. Moniek Toebosch vond ik ook zo’n geweldig voorbeeld. Toen ik op de Glasafdeling van de Rietveld studeerde gaf zij les bij VAV en we kwamen elkaar vaak tegen op school en in het café met vrienden. Zij was een vrij mens. Iemand zonder schroom.
LS
Je wilde iemand worden die lak heeft aan conventies.
EJ
Ja!
LS
Wat beoog je met je werk?
EJ
Ik wil de toeschouwer referenties en associaties geven, een ervaring bezorgen, geen afgeronde ideeën voorschotelen. Voor mij gaat het altijd over een soort ongemakkelijkheid, over het laveren tussen structuren die de maatschappij ons oplegt en de meer oorspronkelijke menselijkheid en kwetsbaarheid die in ieder van ons schuilt. Een laveren tussen het voldoen aan verwachtingen en innerlijke vrijheid. Sommige mensen zijn heel onhandig in dat laveren en dat is de groep die mij het meest interesseert. Ik ben altijd gefascineerd geweest door de generatie van mijn moeder, waarvan ik zag dat de meesten in de knel waren geraakt. Die generatie had te maken met stringente ideeën over hoe je je moest gedragen als vrouw, wat uiteraard ook gold voor de mannen, want ook die moesten aan allerlei verwachtingen voldoen. Vrouwen namen vaak hun toevlucht tot typisch vrouwelijk geachte ambachtelijke nijverheid. Als je in de nijverheidsproducten van die generatie duikt sta je versteld van zowel de ongemakkelijkheid als de innerlijke kracht die schuilt in al die zorgvuldig gemaakte weefsels en breisels en borduursels en houtbewerkingen.
LS
Jij werkt ook vaak met materialen en technieken die we traditioneel aan vrouwen toeschrijven, maar tegelijkertijd doe je met die technieken iets dat je eerder als masculien zou omschrijven, als we die termen ‘feminien’ en ‘masculien’ überhaupt nog kunnen gebruiken. Je maakt stoere dingen, lompe vormen, je durft te refereren aan platvloersheid en aan seks.
EJ
Ik zou dat laatste betitelen als ‘zinnelijkheid’. In mijn werk zoek ik frictie en verzet ik me tegen verwachtingspatronen. Er is veel gebeurd sinds de generatie van mijn moeder, maar veel dingen zijn hetzelfde gebleven. Die vrouwen zochten hun afleiding en nut in het nijverig bezig zijn. Ze uitten hun fantasieën, herinneringen en zielenroerselen binnen het keurslijf van dat wat als braaf en vrouwelijk werd gezien. Dan krijg je een portret van een vrouw die er niet in slaagt het sociale parcours zonder kleerscheuren af te leggen. Dat portret krijgt soms surrealistische trekken maar kleerscheuren zijn juist heel interessant! Huiselijkheid, agressie, triestheid, humor, onmacht – het zijn allemaal kwaliteiten die kunnen samengaan.
LS
Wat vind jij interessant aan de frictie tussen het laveren tussen verwachtingspatronen en de behoefte daaruit los te breken: het gevecht of het mislukken?
EJ
De kracht zit hem in het durven aangaan van het gevecht. Wanneer iemand zelfverzekerd en stoer overkomt moet dat uiteraard ook weer iets afdekken. In ieder mens schuilt wezenlijk een grote onzekerheid, daarvan ben ik overtuigd. We leren hoe we kunnen overleven, we ontwikkelen verdedigingsmechanismen. Ik neem waar hoe mensen vorm geven aan hun gevecht en gebruik dat als inspiratie voor mijn werk.
LS
Is dat de reden waarom je werk organisch oogt en veel verwijzingen bevat naar lichamelijkheid?
EJ
In het lichamelijke kan ik het ongemakkelijke zichtbaar maken. Mensen zijn kwetsbaarder in hun lichamelijkheid, het lichamelijke is een taal waaraan nog geen woorden zijn gekoppeld. Volgens mij ontwikkel je meer kennis en inzicht over de wereld via het lichaam dan via de geest. Zintuiglijke ervaringen komen veel directer binnen en dat geldt zowel voor mij als maker als voor de toeschouwer van mijn werk.
LS
Je werk valt niet zomaar onder te brengen in een categorie. Je maakt abstracte hybride vormen die een grote sensualiteit uitstralen die zowel kwetsbaar als vitaal is. In het begin zei je dat je vooral vaardigheden wilde leren. Hoe is je werk geëvolueerd in de loop van de tijd?
EJ
Wat ik tegenwoordig maak kun je zien als een optelsom van de expertises waarmee ik me heb beziggehouden, beeldhouwen, textiel en glas, en als een optelsom van een alsmaar uitdijende fascinatie voor nieuwe materialen en technieken en een fascinatie voor de ideeën en atmosfeer die ik daarmee kan uitdrukken. Soms kies ik een materiaal en techniek omdat het past bij het werk, en soms werkt het omgekeerd, en ontwikkel ik nieuwe ideeën tijdens het experimenteren met een materiaal. Inmiddels heb ik jarenlang ervaring, toch blijft het primair een proces van trial and error.
LS
Je beelden dragen de sporen en bewijzen dat ze handmatig zijn gemaakt. Hoe belangrijk is het dat de toeschouwer het ambachtelijke proces herkent in de sculpturen?
EJ
Ik vind het belangrijk dat de toeschouwer de concentratie ervaart, de liefde en aandacht waarmee de dingen zijn gemaakt.
LS
Waarom is dat belangrijk? Er kleven ook nadelen aan het tonen van ambachtelijke vaardigheden. Als geen ander ken jij de werelden van de glaskunst en de keramiektentoonstellingen, waar je niet zelden om de oren wordt geslagen met de virtuositeit van de maker. Als toeschouwer kun je dan alleen bewonderend en, door al het vertoon van grote inspanning, een beetje vermoeid zuchten ‘wow, dat is knap gemaakt’. Jouw beelden zijn ook knap gemaakt, maar alleen de kenner ziet dat, of degene die inzoomt op de details. Het virtuoze valt nooit als belangrijkste op.
EJ
Het is meestal ook niet knap gemaakt hoor, ik ben niet zo’n expert, en dat wil ik ook graag zo houden. Het gaat om de uitdrukking van een beeld. Technische imperfecties vormen voor mij tekens van menselijkheid en zijn in die zin krachtige onderdelen van het werk.
LS
Maar de onvermijdelijke deskundigheid die je ontwikkelt?
EJ
Ik wil een frisse blik behouden omdat je alleen dan op verrassingen stuit tijdens het proces. Geen materiaal is heilig wat mij betreft, ook niet de traditionele materialen die gepaard gaan met vakkennis. Ik doe van alles met materialen en experimenteer met vreemde combinaties. Ik wil vooral niets bij voorbaat dichttimmeren, maar blijven luisteren naar het proces. Als je van tevoren iets bedenkt op grond van wat je al weet over de werking van materialen verdwijnt voor mij de leuke spanning van het maken. Ik wil ieder materiaal blijven benaderen alsof ik het voor de eerste keer zie.
LS
Verrassingen toelaten betekent ook dat je openstaat voor controleverlies. Geldt dat alleen voor je werk, of is dat groter?
EJ
Dat is groter. Ik probeer dingen te laten gebeuren tijdens het proces, dat is altijd een spel tussen bewust en onbewust invloed uitoefenen op het materiaal. Ik laat het materiaal zijn gang gaan en volg wat dat oplevert, of ik ga er juist tegenin en probeer de grenzen van mogelijkheden uit. Het kan alle kanten uitgaan. Eigenlijk is dat precies het onderwerp van mijn werk, het kunstenaarschap. Of misschien moet je het de creativiteit noemen. Hoe werkt het creatieve proces, wanneer stuur je en wanneer laat je iets organisch gebeuren, hoe bewaar je de controle en hoe laat je die los. Voor mij gaat dat over iets groters dan alleen mijn werkmethode of de inhoud van mijn werk, maar heeft het ook te maken met hoe ik in het leven sta. Ik wil open blijven staan voor verrassingen.
LS
Laten we praten over schoonheid. Alles wat je aanraakt wordt esthetisch, ook wanneer een vorm iets afzichtelijks in zich draagt.
EJ
Met mijn beelden probeer ik dichter bij een soort waarachtigheid te komen, bij de kern van dingen. De positieve kracht van schoonheid speelt daarbij een cruciale rol. Ik gebruik schoonheid zowel om nabijheid te creëren als afstandelijkheid. Ik heb bijvoorbeeld een aantal beelden gemaakt die ik beschouw als ‘opladers’, waarin ik een organische beeldtaal vermeng met verwijzingen naar apparaten. Door die machineachtige vormen te bedekken met spiegelende oppervlaktes of sluiers van kralen komt de werking veel beter binnen bij toeschouwers. Iedereen is ontvankelijk voor schoonheid. Door het gebruik van licht, kleuren en mooie oppervlaktebewerkingen dwing ik als het ware acceptatie af van iets wat eigenlijk ongemakkelijk of niet zo aantrekkelijk is.
LS
Naast je vrije werk heb je ook veel beelden voor (semi-)openbare ruimtes gemaakt. Zie je een verschil tussen het werken in opdracht en je vrije werk?
EJ
De meeste tijd stop ik in mijn vrije werk, maar wezenlijk maakt het niet zo’n verschil. Ook binnen opdrachtsituaties maak ik beelden die op zichzelf staan, ik wil geen decoratieve ingrepen doen die volledig aansluiten bij de context. Opdrachtwerk is hooguit saaier omdat je een groot deel van de tijd bezig bent met de uitvoering van het model. Bij vrij werk blijft het proces open tot het laatste moment.
LS
Hoe vinden ontwikkelingen in je werk plaats, gaat dat in sprongen of geleidelijk?
EJ
Soms hebben ontwikkelingen met toevalligheden te maken. Ik kreeg op zeker moment twee zonen, Parker en Ravi, en dat kluisterde mij grotendeels aan huis. Voor die tijd werkte ik dag en nacht in mijn atelier, maar nu moest ik bij de kinderen blijven en ben toen op het idee gekomen met kralen te gaan haken en daar sculpturen mee te maken. Ik kon zittend haken terwijl ik hen in de gaten hield.
LS
Die zonen zijn inmiddels volwassen en lijken het pad op te gaan van hun ouders. Hun moeder is kunstenaar, hun vader is ontwerper (Titus Herzberger, die een werkplaats op de begane grond van Tetterode heeft). Parker studeert op de Design Academy Eindhoven, een opleiding die bekend staat om een benadering tussen design en kunst, en Ravi wil daar komend jaar ook starten. Je hebt niet geprobeerd hen op andere gedachtes te brengen?
EJ
Ze moeten vooral doen waar ze zelf zin in hebben. Ze hebben ouders die niet voor het geld hebben gekozen, maar hun interesses hebben gevolgd. Bovendien hadden Titus en ik het geluk dat we voldoende condities konden creëren om dat te blijven doen. Wonen en werken in Tetterode is bijvoorbeeld zo’n geweldige conditie, omdat de huurprijzen betaalbaar zijn gebleven. Onze zonen hebben heel verschillende kwaliteiten en kunnen verschillende keuzes in het leven maken. Op dit moment kiezen ze vol overtuiging een pad dat inderdaad verwant is aan de paden die hun ouders kozen. Heel benieuwd wat daar uitkomt!
LS
Je beleeft overduidelijk veel plezier aan je werk, maar ben je ook tevreden over de plekken waar je sculpturen te zien zijn?
EJ
Ik voel me gezegend met veel goede respons. Enkele musea en grote verzamelaars hebben mijn sculpturen in hun collectie. Maar mijn grootste geluk put ik nog steeds primair uit het simpele feit dat ik in de gelegenheid ben mijn beelden te maken omdat ik af en toe iets verkoop en af en toe een opdracht krijg.
LS
Wat zijn je plannen voor de komende tijd?
EJ
Ik werk aan de voorbereiding van enkele tentoonstellingen. Verder bevind ik me in een belangrijke transitie, zowel in mijn persoonlijke leven als in mijn werk. In mijn privéleven is veel veranderd en zodra Ravi het huis heeft verlaten vertrek ik naar een kunstenaars residency ver weg van Amsterdam, waar ik hoop nieuwe inspiratie te vinden (zie beneden mijn onderzoeksplan voor die residency). Ik ben niet bang voor het empty nest syndrome omdat ik enorm veel zin heb in nieuwe mogelijkheden. Ik heb mijn leven altijd geleid zoals ik ook mijn beelden maak: vanuit een openheid naar verrassingen. Daaruit put ik mijn vitaliteit.
Artist in Residency – plan Esther Jiskoot: “The work I would focus on in the residency is inspired by a book of Eva Illouz, in which she researches 21st century relationships and the difficulty of making real connections. I’m interested in how consumerism, internet and technology changed the way we connect, how it changed the way we love and how it brought fear and a new interpretation of freedom and choice to our relationships. I want to dive deeper into the influence of capitalism on emotions, the commodification of romance and the meaning of freedom, choice, and individualism in the modern world. Maybe more in the background, but also evident in my research, is ‘the not knowing’, a more paradoxical Eastern way of thinking and approaching the world, versus the Western way, which seems foremost based on ‘knowing’. I am interested in the juxtaposition of both and curious how this will surface in my work.”